Tip 1 : zelfdictee
Schrijf elk woord op een kaartje. Leg het kaartje omgekeerd op tafel. Trek een kaartje, lees het woord en draai het kaartje terug om. Schrijf het woord op. Controleer of je het woord juist schreef. Maak 2 stapeltjes : een stapel met de woorden die je correct schreef en de woorden die je fout had. Ben je klaar ? Oefen dan nog eens opnieuw de woorden die je fout had.
Schrijf elk woord op een kaartje. Doe dit 2 keer. Draai de kaarten om. Probeer 2 dezelfde kaarten te vinden. (Je kan dit natuurlijk ook met 2 of meerdere personen spelen.)
Tip 3 : Maak woordtrapjes : zie foto.
Lees elk woord luid en duidelijk voor. Tel in stilte tot 10 (of meer) en lees dan pas het volgende woord.
Laat de geluidsopname afspelen en noteer de woorden.
Doe dit nog een tweede keer om te controleren of je alle woorden juist schreef.
Controleer zelf of laat iemand controleren of je fouten hebt.
Tip 5 : Maak oefeningen op bingel